2010-

1. Steek de eerste eerder geprogrammeerde gecodeerde sleutel in het contact.
2. Schakel het contact van uit naar aan. Houd het contact minstens drie seconden aan, maar niet meer dan 10 seconden.
3. Schakel het contact uit en verwijder de eerste gecodeerde sleutel uit het contact.
4. Steek na drie seconden maar binnen 10 seconden na het uitschakelen van het contact de tweede eerder gecodeerde sleutel in het contact.
5. Schakel het contact van uit naar aan. Houd het contact minstens drie seconden aan, maar niet meer dan 10 seconden.
6. Schakel het contact uit en verwijder de tweede eerder geprogrammeerde gecodeerde sleutel uit het contact.
7. Na drie seconden maar binnen 10 seconden na het uitschakelen van het contact en het verwijderen van de eerder geprogrammeerde gecodeerde sleutel, steekt u de nieuwe niet-geprogrammeerde sleutel in het contact.
8. Schakel het contact van uit naar aan. Houd het contact minstens zes seconden aan.
9. Verwijder de nieuw geprogrammeerde gecodeerde sleutel uit het contact.

Als de sleutel met succes is geprogrammeerd, wordt uw voertuig gestart en wordt het externe toegangssysteem bediend (als de nieuwe sleutel een geïntegreerde keyhead-zender is).
Als het programmeren niet is gelukt, wacht dan 10 seconden en herhaal stap 1 tot en met 8. Als u nog steeds niet succesvol bent, breng uw voertuig dan naar uw erkende dealer.